Zoals hierboven al vermeld, maakt men in Frankrijk een verschil tussen iets wat in de nabije toekomst gaat gebeuren en iets wat in de verre toekomst gebeurd. Hier behandelen we de 2e vorm, de Futur, iets wat in de verdere toekomst gebeurd.
De futur (tegenwoordige toekomende tijd) wordt in het Nederlands gevormd door het werkwoord "zullen" bij het hele werkwoord te gebruiken. (Ik zal gaan, wij zullen gaan). In het Frans gaat dit op een iets andere manier:
Je
tu
il / elle / on
nous
vous
els / elles
regarder
regarder
regarder
regarder
regarder
regarder
ai
as
a
ions
ez
ont
ik zal kijken
jij zal kijken
hij/zij/men zal kijken
wij zullen kijken
jullie zullen kijken
zij zullen kijken
Hier nog enkele veel voorkomende uitzonderingen.
Bij sommige werkwoorden is de futur onregelmatig:
avoir
être
aller
faire
voir
devoir
revenir
falloir
pouvoir
vouloir
j'aurai, tu auras, nous aurons
Je serai
j'irai
je ferai
je verrai
je devrai
je reviendrai
il faudra
je pourrai
je voudrai